Medezeggenschap: dit is het en zo ga je ermee werken
Medezeggenschap: wat is het, waarom is het belangrijk en hoe kun je het zelf vormgeven? Meer over de verschillende vormen en praktische tips.
Om je medezeggenschapswerk goed te kunnen doen, heb je faciliteiten (middelen) nodig. Daarnaast is het belangrijk dat er geld en tijd beschikbaar worden gesteld en dat je je mag scholen en deskundigen kunt raadplegen.
De ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging, commissies en een eventuele ambtelijk secretaris mogen gebruik maken van in de onderneming aanwezige voorzieningen. Voorwaarde is wel dat het gebruik ervan ‘redelijkerwijs’ nodig is voor een goede uitoefening van het medezeggenschapswerk. Voorbeelden van voorzieningen zijn: een vergaderruimte, gebruik van een computer, tablet, internet, telefoon, kopieer-/scanapparaat, maar ook ondersteuning door een ambtelijk secretaris en een werkplek voor de ambtelijk secretaris. Als een bepaalde noodzakelijke voorziening niet in de onderneming aanwezig is, kun je de bestuurder vragen dit aan te schaffen. Denk hierbij aan een abonnement op een or-vaktijdschrift of bepaalde boeken.
Zoals je ziet is een ambtelijk secretaris enerzijds een voorziening voor de or/pvt/commissies en anderzijds heeft deze zelf ook weer recht op het gebruik van faciliteiten. Lees hier meer over de ambtelijk secretaris.
Behalve middelen heb je ook tijd en gelegenheid nodig om met elkaar te overleggen. Dat hoeft niet altijd fysiek in een zaaltje, maar kan bijvoorbeeld ook buiten tijdens een wandeling of digitaal. De wet stelt geen grenzen aan de duur van een vergadering of het aantal vergaderingen. Dit kan per onderneming en per situatie verschillen. Ook hier geldt natuurlijk weer dat je uit uitgaat van wat je redelijkerwijs nodig hebt.
Vergaderingen vinden zoveel mogelijk in werktijd plaats. Onder vergadertijd valt ook de eventuele reistijd van en naar de locatie, de tijd die nodig is om een vergadering voor te bereiden en ook de tijd die je nodig hebt voor het uitvoeren van actiepunten.
Het kan gebeuren dat er wordt vergaderd buiten de werktijd van leden die in deeltijd of ploegendienst werken. Ook kan het zijn dat de reistijd langer is dan de vergadering zelf. Als dit regelmatig voorkomt is het redelijk dat de ondernemer de leden compenseert in (vrije) tijd of in geld.
Het is verstandig om met de bestuurder afspraken te maken over de te besteden tijd. Leg deze afspraken schriftelijk vast in notulen of in een aparte ondernemingsovereenkomst. Deze afspraken moet de bestuurder naar de bedrijfscommissie sturen ter registratie. Lees hier meer over de ondernemingsovereenkomst.
Je hebt het recht om tijdens je werk te overleggen met andere collega’s, maar ook met mensen van buiten de onderneming (vakbondsbestuurders, adviseurs, medewerkers van de arbodienst, etc.). Het overleg moet natuurlijk wel over medezeggenschapsonderwerpen gaan, waar je bij betrokken bent. De wet noemt minimaal zestig uur per lid per jaar. Deze tijd komt bovenop de uren die je als or- of pvt-lid voor vergaderen hebt. Zijn er meer uren nodig, dan kun je hierover afspraken maken met de bestuurder.
Het is belangrijk om je regelmatig te laten scholen als or-, pvt- of commissielid. In de wet lees je hoeveel dagen daar minimaal voor zijn vastgesteld. Lees hier meer over je scholingsrecht.
Kosten die je redelijkerwijze maakt in verband met je medezeggenschapswerk, moeten door de bestuurder worden betaald. Denk hierbij aan scholingskosten, reiskosten en kosten voor vakliteratuur.
Het raadplegen van de achterban kan soms noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld bij een reorganisatie of de wijziging van een beloningssysteem. De bestuurder moet je daarvoor in de gelegenheid stellen. Tevens moet hij de werknemers de mogelijkheid bieden om hun werk te onderbreken. Lees hier meer over communicatie met de achterban. Soms kun je de achterban niet raadplegen in verband met geheimhouding.
Medezeggenschap gaat soms over best ingewikkelde onderwerpen. Het is onmogelijk om zelf alle kennis daarover in huis te hebben. Je kunt interne deskundigen raadplegen (dit valt onder onderling beraad), maar je kunt ook mensen van buiten de onderneming raadplegen (inhuur van externe deskundigen). Als daar kosten aan verbonden zijn, moet je de bestuurder van te voren inlichten. Een pvt moet de bestuurder om toestemming vragen. De kosten voor het raadplegen van externe deskundigen door een or of pvt, worden in principe betaald door de bestuurder. Het kan voorkomen dat een bestuurder bezwaar maakt tegen de hoogte van de kosten. Het is verstandig dat samen op te lossen voordat je de deskundige inhuurt, anders bestaat het risico dat de kosten niet worden betaald.
Soms kan het niet anders en is een gang naar de rechter nog de enige mogelijkheid om je gelijk te krijgen. Bijvoorbeeld als er een conflict is met betrekking tot adviesrecht of instemmingsrecht. De kosten voor het voeren van een rechtszaak komen voor rekening van de ondernemer. Als de ondernemer deze kosten niet wil vergoeden kan de or ook daarvoor naar de rechter.
Als je met de bestuurder van mening verschilt over faciliteiten, dan kun je de bedrijfscommissie vragen hierin te bemiddelen of hierover te adviseren. Lees meer over de bemiddelingstaak van de bedrijfscommissie en over het indienen van een bemiddelingsverzoek. Zo nodig kun je ook (direct) naar de kantonrechter.
Lees meer in de WOR:
Medezeggenschap: wat is het, waarom is het belangrijk en hoe kun je het zelf vormgeven? Meer over de verschillende vormen en praktische tips.