Waarom adviseert de SER ook over andere dan louter sociaal-economische thema’s
De SER heeft zich al vanaf het begin uitgesproken over onderwerpen die op het eerste gezicht niet behoren tot het klassieke sociaal-economische domein, zoals arbeidsmarkt, arbeidsrecht, sociale zekerheid en internationale sociaal-economische vraagstukken. Zo verschenen al in de jaren vijftig adviezen over het landbouwbeleid en het vervoersbeleid. In de loop der jaren is het aandeel van deze adviezen toegenomen. Daarbij ging het dan met name om ruimtelijke inrichting en mobiliteit, milieu en energie, gezondheidszorg en onderwijs.
De reden hiervoor dat het beleid op de genoemde terreinen van grote invloed is op het algemeen sociaal-economisch beleid. Vaak heeft het vergaande sociaal-economische gevolgen. Dit vraagt om een integrale analyse en beoordeling van ontwikkelingen en voornemens. Ook het kabinet benadert problemen steeds vaker op een integrale manier en minder vanuit een enkel departement. Daarom dienen bewindslieden regelmatig gezamenlijk een adviesaanvraag bij de SER in.
Deze ontwikkeling past in het ‘brede welvaartsbegrip’ dat de SER begin jaren negentig introduceerde. Welvaart is meer dan alleen materiële vooruitgang (welstand en productiegroei). Ze omvat ook aspecten van sociale vooruitgang (welzijn en sociale cohesie) en een goede kwaliteit van de leefomgeving (ruimtelijke en milieukwaliteit).
De sociaaleconomische relevantie bepaalt uiteraard uiteindelijk of een onderwerp geschikt is voor de SER. De SER is immers géén milieuraad, onderwijsraad, gezondheidsraad of raad voor de ruimtelijke inrichting. Hij richt zich op de sociaal-economische aspecten van vraagstukken rond milieu, onderwijs, gezondheid en ruimtelijke inrichting.