Zicht op

‘Tel maatschappelijke impact mee in salaris’

Mensen met cruciale beroepen verdienen meer waardering, zowel in geld als in status. Dat is de kern van twee boeken die dit voorjaar kort na elkaar verschenen. Journalist Paul van Liempt en socioloog en SER-kroonlid Fabian Dekker gaan in gesprek. “Een groot verschil in waardering zorgt voor polarisatie.”

Tekst: Berber Bijma | Leestijd: 6 minuten

Aan het woord:

Paul van Liempt
Paul van Liempt, journalist
Fabian Dekker
Fabian Dekker, socioloog en SER-kroonlid
 
 

Werk moet bijdragen aan brede welvaart en bij het oplossen van personeelskrapte moet de focus liggen op vitale sectoren. Dat schreef de SER in het advies Perspectief op brede welvaart in 2040, dat in 2024 verscheen. Twee boeken die in het voorjaar van 2025 verschenen, hebben een boodschap die daarbij nauw aansluit.

Foto: Shutterstock

Fabian Dekker en Paul van Liempt wisten van elkaar dat ze met ongeveer hetzelfde onderwerp aan de slag waren, maar toen hun boeken eenmaal verschenen, bleken er verrassende parallellen. Dekker publiceerde dit voorjaar De onzichtbaren, van de hand van Van Liempt verscheen Blauwe boorden bonanza. Beide boeken gaan over mensen die werk doen dat onmisbaar is om de samenleving draaiend te houden, maar dat weinig (publieke) waardering krijgt en relatief slecht wordt betaald. Dekker schrijft vooral over praktisch geschoolden, onder wie nachtwerkers, fabrieksarbeiders en circusartiesten. “Over deze groep wordt veel gepraat, maar tegelijk weinig geschreven – zeker door wetenschappers. En ook mét deze groep wordt weinig gepraat.”

‘Je doet het in Nederland goed als je een leidinggevende functie hebt’

Van Liempt nam de grote personeelstekorten als uitgangspunt voor zijn boek. “Tijdens het schrijven van het boek realiseerde ik me steeds meer dat de tweedeling tussen praktisch en theoretisch opgeleiden een grote rol speelt, of beter gezegd: tussen de beleidsmakers en degenen die het beleid uitvoeren. De praktische beroepen, bijvoorbeeld in zorg, onderwijs en techniek, maar net zo goed bij de politie of in de journalistiek, verdienen minder en hebben een lagere status. Je doet het in Nederland goed als je een leidinggevende functie hebt. Vanaf een bepaalde leeftijd hóór je eigenlijk een leidinggevende functie te hebben. Of vanachter een laptop te werken tegen een fors salaris.”
Mensen met vitale beroepen worden daarmee tekortgedaan, vinden Dekker en Van Liempt. Dekker: “Wij doen met dit gesprek misschien best belangrijk werk, maar als het hier zo meteen gaat lekken, vind ik het minstens zo belangrijk dat er iemand komt die dat kan oplossen. Waarom wordt dat werk minder gewaardeerd, in geld en status? Dat verschil polariseert de samenleving.”

SER-advies ‘Waardevol Werk’

Publieke bestuurders zien de structureel krappe arbeidsmarkt inmiddels als een van de grootste bedreigingen voor de uitvoering van zorg, onderwijs, kinderopvang en veiligheid. De SER kwam in 2021 met het advies Waardevol Werk, publieke dienstverlening onder druk. Hoewel er nog altijd ‘onbenut potentieel’ bestaat (van niet-werkenden of mensen die meer uren willen werken), ziet de SER vooral kansen voor het effectiever inzetten van mensen die werken. Dat kan door werk slimmer te organiseren rond professionals in vitale beroepen, maar ook door te voorkomen dat ze uitvallen of vertrekken. Daarbij is een marktconforme beloning belangrijk, maar ook niet-financiële waardering, ontwikkelingskansen en autonomie. Ook vindt de SER dat benodigde menskracht zwaarder moet meewegen in beleidsvoornemens: als arbeid schaars is, moeten we daar verstandig mee omgaan.

Diplomademocratie

“We zijn een diplomademocratie geworden”, zegt Van Liempt. “Hoe meer diploma’s je hebt, hoe meer je gaat verdienen en hoe meer status je krijgt. Daarom sturen ouders hun kinderen graag naar een zo hoog mogelijke opleiding – ‘hoog’ in de terminologie die ouders gebruiken. Helemaal begrijpelijk, want wie later meer verdient, komt in een betere buurt te wonen en leeft langer gezond.”

‘Iemand die het spoor repareert, zou vanwege de maatschappelijke impact meer moeten verdienen’

Dekker ziet dat de tweedeling tussen hoog- en laagopgeleid diep in ons systeem zit: “Functies worden gewaardeerd via een puntensysteem. Werkgevers en experts kennen punten toe aan een bepaalde functie op basis van kennis, ervaring en diploma’s. Op basis daarvan wordt een salaris vastgesteld. Je kunt je afvragen of dat nog wel valide is in deze tijd. Hier en daar zie je het al veranderen. De maatschappelijke impact van werk wordt steeds meer van belang. Je ziet dat bijvoorbeeld aan de universiteit, waar voorheen het aantal peer reviewed artikelen dat je per jaar publiceert, werd geteld. Vandaag de dag wordt ook gekeken naar de maatschappelijke reikwijdte van die teksten: gebeurt er iets mee in het bedrijfsleven, leidt het tot een debat in de media? In feite kun je precies dezelfde redenering volgen voor iemand die sporen repareert bij ProRail: vanwege de maatschappelijke impact zou diegene meer moeten verdienen.”

In onze hoofden

Naast meer geld moeten uitvoerende beroepen ook meer status krijgen, vinden beiden. Dekker: “Het Rotterdamse vervoersbedrijf RET geeft nieuwe medewerkers een behoorlijk bedrag bij indiensttreding. Maar dat tekengeld zorgt niet voor meer instroom, want mensen zeggen: ‘Ik ga toch niet op een tram zitten’. Ook al verdien je daarmee meer dan in de zakelijke dienstverlening. Het moet dus ook in onze hoofden gaan zitten dat allebei belangrijk is.”

Van Liempt kreeg onlangs de handen op elkaar toen hij mbo-studenten voorhield dat hun werk en hun vakmanschap betere waardering verdient. “Maar daarna heb ik ook gewezen op de bestuurders en managers die op de eerste rij zaten: hun werk is óók belangrijk. We moeten die beide groepen niet tegen elkaar opzetten. Herwaardering van uitvoerende werknemers betekent niet dat leidinggevende een slecht beroep zou zijn. Het gaat erom dat we het met elkaar doen en met elkaar in dialoog moeten blijven, hoe soft dat ook klinkt.”

Mooi voorbeeld was een installatiemonteur die Van Liempt sprak. “Hij was directeur van het bedrijf geworden, maar bleef ook het werk zelf uitvoeren. Dat vond hij belangrijk. Hij had een mooie, warme installateursjas, waarvan zijn vrouw zei: ‘Moet je die nu echt aan?’ Zij vond dat moeilijk. Stel dat hij voet bij stuk houdt en tóch als directeur die jas aanhoudt, dan is dat een soort statement, dat anderen misschien gaan volgen.”

De markt lost het niet op

Volgt een betere waardering uit een hoger salaris, of is het andersom? “Die vraag is bijna niet te beantwoorden”, zegt Van Liempt. “Het moet samen op gaan. Als je echt een keuze moet maken, denk ik dat het begint bij geld.” Ook Dekker ziet een beter salaris en een betere sociale status als twee onscheidbare onderdelen van hetzelfde proces. “Die twee lopen parallel. We hebben hogere salarissen nodig, anders komt er helemaal niemand. Maar daarmee ben je er nog niet. Kijk naar het onderwijs waar de salarissen een flinke inhaalslag hebben gemaakt, maar waar nog steeds tekorten zijn. De markt lost het tekort niet vanzelf op als je de salarissen verhoogt, dat gaat veel te langzaam.”

De discussie over een hogere beloning moet open en eerlijk worden gevoerd, zegt Dekker. “Ik begrijp dat een hoger salaris lastig is, bijvoorbeeld bij schoonmaakbedrijven die last hebben van moordende concurrentie. Maar zeg dan niet: onmogelijk. Kijk wat er wél mogelijk is, wees bereid erover na te denken. Een cultuurverandering en een beter salaris heb je niet in een handomdraai geregeld. Maar je kunt er wel mee beginnen.”

Onderling contact

Waar moet het geld vandaan komen om het salaris van de ‘blauwe boorden’ – mensen met uitvoerend werk – te verhogen? Van Liempt denkt dat dat voor een belangrijk deel gehaald kan worden uit de “overdreven salariëring van mensen die doorgroeien tot manager”. “Al moeten we natuurlijk geen communistische samenleving worden – er moet echt wel ruimte zijn voor salarisgroei voor mensen met ambitie.” “De wil om werk anders te waarderen, moet uit het bedrijfsleven zelf komen”, zegt Dekker. “Als we de maatschappelijke impact van arbeid gaan meetellen in het salaris, kan dat misschien ook betekenen dat je schadelijk werk belast zoals ook gebeurt met een CO2-heffing. Ons totaalbeeld van de waardering van werk moet anders. En nee, dat is niet overmorgen klaar.”

Wat bijdraagt aan een meer evenwichtige waardering van leidinggevend en uitvoerend werk, is ook onderling contact, benadrukt Dekker. “Dat zie je al gebeuren in bijvoorbeeld burgerberaden. Maar ook bij de SER, die steeds meer de samenleving naar binnenhaalt. Het betekent ook dat beleidsmakers veel minder in jargon moeten spreken. Met taal kun je mensen uitsluiten. De SER en andere instituten móeten de poort blijven opzetten voor mensen die normaal hun rapporten niet lezen, misschien niet begrijpen en die zich überhaupt afvragen wat de legitimiteit is van dit soort raden. Je bent er niet met één mooi advies; je moet je voortdurend bezighouden met dat wat de samenleving op dit moment splijt.”

Ook Van Liempt is optimistisch over het onderlinge contact dat groeiende is. “Prachtig voorbeeld vind ik het bolwerk van De Nederlandsche Bank in Amsterdam, dat nu is opengesteld voor publiek. Daar kun je als gewone burger binnenlopen en dan zie je mensen van wie je denkt: typisch iemand die bij De Nederlandsche Bank werkt. En dat is dan dus ook zo. Maar daar kun je dan wel mee in gesprek. Ik heb het een paar keer zien gebeuren, geweldig. Van dat soort initiatieven zouden we meer moeten hebben.”


Meer lezen? Zicht op verschijnt ook 4 keer per jaar als papieren tijdschrift.

Abonneer nu gratis


Arbeidsmarkt. Onderweg naar het werk.