Zicht op

Noortje van Lith en Elijah Delsink over toegankelijk onderwijs: Maatwerk, maatwerk, maatwerk

Toegankelijkheid gaat verder dan fysieke drempels wegnemen. Het gaat ook over gelijke kansen, passende ondersteuning en ruimte voor ieders talenten. Hoe maken we leren en onderwijs écht toegankelijk voor iedereen? Noortje van Lith, beleidsondersteuner bij de SER en Elijah Delsink van LBVSO gaan in gesprek.

Tekst: Dorine van Kesteren | Leestijd: 6 minuten

Aan het woord:

Noordje van Lith
Noortje van Lith, SER
Elijah Delsink
Elijah Delsink, LBVSO
 
 

Noortje van Lith en Elijah Delsink kunnen beiden uit eigen ervaring vertellen hoe het is om letterlijk en figuurlijk tegen obstakels op te lopen in het onderwijs. “Op de basisschool werd ik anders beoordeeld vanwege mijn beperking”, zegt Van Lith, die in een rolstoel zit. “Leraren zagen mijn toekomst in het praktijkonderwijs. Gelukkig zag één leerkracht dat ik meer in mijn mars had. Na de middelbare school kon ik naar het mbo, maar daar moest ik eerst een test doen. Omdat ik nooit heb kunnen kruipen en lopen, heb ik geen goed ruimtelijk inzicht. Die test gaf dus geen reëel beeld van mijn capaciteiten. Dankzij de mondigheid van mijzelf en mijn ouders mocht ik toch beginnen en heb ik mbo-4 juridische dienstverlening afgerond. Later heb ik ook nog een cursus hbo bestuursrecht gedaan.”

Foto: Shutterstock

Delsink, die autisme heeft, heeft aan de basisschool juist goede herinneringen. “In een klas met maar liefst dertig leerlingen kreeg ik de juiste ondersteuning. Ze dachten daar niet in beperkingen, maar in mogelijkheden.” Dat veranderde op de middelbare school, toen hij was overgestapt naar het speciaal onderwijs. “Er was een gebrek aan begeleiding, examens werden onvoldoende aangepast en het schoolgebouw was niet ingericht op mijn behoefte aan rust. Dit leidde tot frustratie, uitval en het gevoel buitengesloten te zijn.”

Van Lith werkt inmiddels als beleidsondersteuner bij het programma Arbeidsmarkt van de SER. Delsink is voorzitter van Leerling Belang Voortgezet Speciaal Onderwijs (LBVSO), een organisatie die hij in 2020 zelf oprichtte. “Tijdens de coronapandemie besprak minister Slob de aanpassingen voor de eindexamens, maar noemde het voortgezet speciaal onderwijs helemaal niet. Terwijl er voor ons wel degelijk aparte maatregelen nodig waren. Toen besloot ik om samen met twee klasgenoten LBVSO op te richten, om de belangen van 80.000 speciale leerlingen in Nederland te behartigen.”

Hokjesdenken

Over het belang van een goede opleiding hoeven ze niet lang na te denken: een diploma is dé sleutel tot werk en zelfstandigheid. “Daarom is het zo jammer dat er zoveel knelpunten zijn”, zegt Van Lith. “Het hokjesdenken domineert in het onderwijs. Praktijkonderwijs, regulier, vmbo, havo, vwo: kinderen worden al op jonge leeftijd in een bepaalde categorie geduwd en het is heel moeilijk om daar nog uit te komen.” Delsink vult aan: “In het speciaal vervolgonderwijs valt de helft van de leerlingen binnen één of twee jaar uit. Dat komt doordat de hoognodige ondersteuning ontbreekt. Kinderen en jongeren in het speciaal onderwijs hebben allemaal hun eigen aanpak nodig. Zo is de ene leerling met autisme compleet anders dan de andere.”

Lessen, lesmaterialen en examens voldoen zijn vaak niet toegesneden op de specifieke behoeften van leerlingen. Delsink: “De een heeft boeken zonder plaatjes nodig, de ander dyslexievriendelijke boeken en weer een ander functioneert het beste met audiolesmateriaal.” Ook het leerlingenvervoer is volgens hem vaak een probleem. “Toegankelijkheid begint ermee dat je überhaupt op school kunt komen. Leerlingen krijgen te maken met steeds wisselende chauffeurs, zijn erg lang onderweg of worden afgezet op het verkeerde adres. Tja, zo kom je niet aan leren toe.”

Goede start

Net zo belangrijk is leren ná het diploma. “De technologische ontwikkelingen gaan hard, de beroepsbevolking vergrijst en de arbeidsmarkt is krapper dan ooit. Werk verandert, banen verdwijnen en ontstaan. Werkenden moeten daarom permanent nieuwe vaardigheden en kennis opdoen. Leren stopt niet na school, maar is deel van het leven”, zegt Van Lith, die zich bij de SER bezighoudt met een leven lang ontwikkelen.

Voorwaarde is dan wel dat het initiële onderwijs toegankelijk is, benadrukt Delsink. “Dat is de basis voor een leven lang ontwikkelen. Zonder goede start tijdens je jeugd bouw je geen zelfvertrouwen en vaardigheden op om later te blijven leren. Als kinderen niet worden gezien of niet de juiste ondersteuning krijgen, ontstaan er achterstanden die later nauwelijks in te halen zijn.” Zelf heeft Delsink tijdens zijn voorzitterswerk veel geleerd. “Bijvoorbeeld hoe essentieel samenwerken en ervaringskennis zijn. In theorie is beleid vaak logisch en compleet, maar pas in de praktijk, door de ervaringen van leerlingen en ouders, zie je echt wat wel en niet werkt.” Van Lith: “Bij de SER heb ik leren omgaan met collega’s en hoe je projecten aanpakt. Op school werk je ook aan projecten, maar dan doe je het voor een cijfer. Hier doen we dat om de maatschappij te verbeteren. Dat geeft veel meer voldoening.”

Leerwensen heeft Van Lith ook. “Ik zou AI beter en efficiënter willen leren gebruiken in mijn werk. Op termijn wil ik graag doorgroeien tot beleidsmedewerker of -adviseur.” Delsink: “Ik wil graag leren om complex beleid te vertalen in begrijpelijke taal voor ouders en leerlingen. En ik wil onderzoeken hoe we technologische middelen, zoals VR-brillen, toegankelijk kunnen inzetten in het onderwijs. Het risico is namelijk dat technologie een nieuwe barrière wordt als niet iedereen ermee kan omgaan.”

Verschillende routes

Hun tip voor onderwijsinstellingen? Maatwerk, maatwerk, maatwerk, klinkt het. Delsink: “Bied meerdere leerroutes aan, aangepast aan de individuele leerling. Niet iedereen leert en ontwikkelt op dezelfde manier en in hetzelfde tempo. Investeer structureel in toegankelijke leermiddelen, examens, begeleiding en schoolomgevingen. Denk bijvoorbeeld aan schoolgebouwen met voldoende stille ruimtes. Of stel voor iedere speciale leerling een ontwikkelingsperspectief op. Dat is een soort handleiding, zodat elke docent weet hoe een leerling in elkaar steekt en wat hij of zij nodig heeft voor een succesvolle schoolcarrière. In het speciaal basisonderwijs is dit al gebruikelijk, maar het zou goed zijn als dit ook zo wordt in het vervolgonderwijs.” Van Lith: “Scholen, zie de mens voor de regels, houd rekening met ieders capaciteiten en wees daar flexibel in. Zo zou het mooi zijn als je verschillende vakken op verschillende niveaus kon doen.”

‘Scholen, zie de mens voor de regels en wees flexibel’ (Noortje van Lith, SER)

Werkgevers adviseert Van Lith om een leven lang ontwikkelen mogelijk te maken voor álle medewerkers. “2,1 miljoen Nederlanders hebben een beperking of chronische ziekte. Ook zij moeten zich aanpassen aan de veranderende arbeidsmarkt. Maatwerk is ook hier belangrijk, want dan kunnen mensen pas echt meedoen. Met speciale cursusaanbieders segregeer je nog steeds. Vaak kunnen opleidingen met een paar kleine aanpassingen geschikt worden gemaakt voor iedereen. Dan wordt een leven lang ontwikkelen werkelijk inclusief.” Delsink: “Besteed ook aandacht aan passende stages en werkplekken. Daar gaat het nu vaak mis. Jongeren vinden geen plek of krijgen te maken met vooroordelen.”

‘Toegankelijkheid mag geen luxe of extraatje zijn, maar is de basis van onderwijs’ (Elijah Delsink, LBVSO)

Inspiratie

Een prachtig voorbeeld van toegankelijk onderwijs vindt Van Lith de ‘Samen naar school’-klassen voor kinderen met en zonder beperking. “Dat heeft meerwaarde voor kinderen met een beperking, maar ook voor kinderen zonder beperking. Die zien dat elk kind anders is en leren anderen begrijpen.” Delsinks inspiratiebron zijn jongeren zelf. “Vooral degenen die ondanks enorme drempels toch hun weg vinden in onderwijs en samenleving. Ik waardeer hun veerkracht en moeite om hun ervaringen in te zetten voor anderen. Toegankelijkheid mag geen luxe of extraatje zijn, maar het uitgangspunt. Dit creëert kansengelijkheid en maakt het verschil tussen uitvallen en meedoen.” Wat als zij het zelf voor het zeggen zouden hebben? Wat zouden ze het eerste doen als zij een dagje minister van Onderwijs mochten zijn? Van Lith: “Dan zou ik zorgen dat iedereen kan leren op de manier die bij hem of haar past. En dat er in iedere regio een ‘Samen naar school’-klas komt.” Delsink: “Mijn eerste prioriteit zou zijn om alle examens volledig toegankelijk te maken. Laat leerlingen bijvoorbeeld een computer gebruiken om te schrijven, geef hun extra tijd, stel een aparte ruimte ter beschikking of laat hen thuis het examen maken. Op dit moment lopen veel jongeren vast omdat zij simpelweg niet dezelfde kansen hebben om een diploma te halen. Daarnaast zou ik jongeren een vaste plek geven aan de beleidstafels. Niet als symbolische aanwezigheid, maar met échte invloed op beslissingen.”


Meer lezen? Zicht op verschijnt ook 4 keer per jaar als papieren tijdschrift.

Abonneer nu gratis


Arbeidsmarkt. Onderweg naar het werk.
Studenten in actie in loods van het Zadkine College in Rotterdam, ze leren hier hoe te werken in een magazijn. Foto: Frank de Roo
SER Jongerenplatform 2025