Zicht op

‘Laten we het eerst eens hebben over mensen die níet arm zijn’

De uitzichtloze armoede waarin steeds meer mensen zich bevinden, dreigt de samenleving te ontwrichten. Om dat op te lossen, moeten we volgens Ernst-Jan de Bruijn (Universiteit Leiden) en Tim ’S Jongers, directeur Wiardi Beckman Stichting, eerst de kloof tussen de mensen ‘die aan de knoppen draaien’ en degenen die in armoede leven, overbruggen. “Die werelden liggen mijlenver uit elkaar.”

Tekst: Nicole Gommers

Aan het woord

Tim ’S Jongers
Tim ’S Jongers
Ernst-Jan de Bruijn
Ernst-Jan de Bruijn
 
 

De stijgende energieprijzen en inflatie maakten afgelopen jaar in één klap duidelijk: de financiële veerkracht van een groot deel van onze samenleving valt op z’n zachtst gezegd nogal tegen. Nu ook de middenklasse door financiële problemen wordt getroffen, krijgt armoede meer aandacht dan ooit. Dat valt zowel Ernst-Jan de Bruijn als Tim ’S Jongers op. Dat mensen die al veel langer in vaak uitzichtloze armoede verkeren tot nu toe minder aandacht kregen, schrijnt.

Desondanks zegt ’S Jongers: “Het geeft me hoop op een mentaliteitsverandering: de tendens is nu vaker dat armoede niet een kwestie is van ‘eigen schuld’. Dat kunnen we meenemen in toekomstige discussies. Maar mijn hoop kan natuurlijk ook wishful thinking zijn.” De Bruijn doet onderzoek naar het gedragseconomisch perspectief op armoede. “Het heeft me wel verbaasd dat we nu pas lijken te zien dat een groot deel van de bevolking een plotselinge stijging in kosten niet goed kan opvangen.”

Bewegen met voetballen
Ente Bartels - Kneedvorm, Ernst-Jan de Bruijn, Tim ’S Jongers

Tim ’S Jongers is directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Tot augustus 2022 was hij senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS). Hij is Correspondent Samenleven bij De Correspondent en bracht over ervaringskennis van mensen in een kwetsbare positie het boek Beledigende Broccoli uit.

Om te komen tot een structurele aanpak van armoede, is het belangrijk te onderkennen dat het een weerbarstig thema is. Volgens De Bruijn schiet vrijwel elke definitie tekort. “Je zou armoede kunnen definiëren als het ervaren van een tekort aan middelen om in je behoeften te voorzien. Maar het gaat ook om andere factoren dan inkomen en uitgaven. Hoeveel financiële zekerheid je hebt, speelt ook een rol. Die zekerheid is er niet als je de eindjes nét aan elkaar kunt knopen, terwijl je van baantje naar baantje hopt en liever niet naar de dokter gaat vanwege het eigen risico. Bestaansonzekerheid is daarom een passende term.”

’S Jongers: “Multiproblematiek die zijn oorsprong heeft in een tekort aan geld, gaat niet alleen om minder hebben. Het gaat ook om je de mindere voelen. Denk aan een gezin dat door langdurige stress uit elkaar valt, aan mensen die slachtoffer zijn van flexibilisering, aan laagopgeleiden met een beperkt sociaal netwerk en weinig cultureel kapitaal. Alleen naar inkomen kijken, is veel te beperkt.”

Ernst-Jan de Bruijn: ‘Als je in armoede leeft, word je volledig in beslag genomen door dagelijkse problemen’

De-eigen-schuld-dikke-bult-kaart

Armoede kent veel negatieve bijvangsten. Vooral gezondheidsproblemen veroorzaakt door chronische stress springen daarbij in het oog. Deze gordiaanse knoop aan problemen bestaat uit minder toegang tot gezondheidszorg (vanwege het eigen risico), slechte woonomstandigheden (van wonen in een buurt met veel criminaliteit tot schimmel in huis), slecht slapen, slechte werkomstandigheden met weinig autonomie, en meer. De Bruijn: “De mentale en psychische impact is groot op mensen die in armoede leven. Zij worden volledig in beslag genomen door dagelijkse problemen. Dan is het logisch dat je niet bezig bent met gezond eten of bewegen.”

Dat de eigen-schuld-dikke-bult-kaart vaak wordt getrokken, vinden beide mannen dan ook onterecht. ’S Jongers: “We zijn als maatschappij zo afgegleden dat we ons niet kunnen inbeelden dat dat verloren gevoel álles in het leven overneemt. Dat frustreert mij enorm. Bestaansonzekerheid veroorzaakt een voortdurend panisch gevoel.” De psychische impact is vaak niet van voorbijgaande aard, weet hij uit ervaring. Hij groeide op in grote armoede en onzekerheid. “Op mijn 34ste kocht ik een bescheiden appartement. Vervolgens lag ik een jaar lang ’s nachts wakker van de gedachte ‘als het dak lekt, kan ik dat niet betalen en word ik dakloos’. In je hoofd blijf je arm. De impact op kinderen van toeslagenouders zal over een jaar of tien dan ook wel blijken.”

Ernst-Jan de Bruijn is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit Leiden. In 2021 promoveerde hij aan Wageningen University & Research op een proefschrift over financieel kwetsbare huishoudens. Zijn onderzoek richt zich op het gedragseconomisch perspectief op armoede en problematische schulden, het nemen van economische beslissingen en de rol van sociaal beleid.

Tim ’S Jongers: ‘Onze systemen zijn niet solidair met mensen aan de onderkant’

Volgens De Bruijn en ’S Jongers moeten we voorbij de puntoplossingen kijken. Toeslagen verstrekken of meisjes toegang geven tot gratis menstruatieproducten is niet voldoende. ’S Jongers: “De historische koopkrachtreparatie van 17 miljard euro betekent dat het compleet mis is gegaan. Onze systemen zijn niet solidair met mensen aan de onderkant. Je kunt je afvragen of jongeren die opgroeien in armoede slachtoffer zijn van de sociaaleconomische situatie van hun ouders, of van het feit dat we als maatschappij jarenlang geen structurele oplossing hebben geboden. Niemand die in armoede leeft, draait zelf aan de knoppen. Dat doen hoogopgeleide beleidsmakers die tevreden zijn over hun leven, woonpositie, inkomenspositie en sociaal netwerk. Het is een selecte groep die sterk afwijkt van de mensen waarover ze beslissingen nemen. We moeten het daarom eerst hebben over de mensen die níet arm zijn. Zij hebben het lange tijd acceptabel gevonden dat mensen van tientjes per week moeten leven, en zij projecteren normen die bij hun ‘cultuur’ horen op mensen in armoede. Vandaar het gehamer op een gezonde leefstijl bijvoorbeeld, terwijl arme mensen dagelijks bezig zijn met overleven. Als we willen voorkomen dat een groot deel van de bevolking zich afscheurt van de maatschappij, zijn het die machtsstructuren die we onder de loep moeten nemen. Zit bij de mensen die aan de knoppen draaien wel voldoende kennis om het goede te doen? Anders komen bestuurlijke arrogantie en paternalisme samen. De burger is daar de dupe van.”

Meer knuffelen, minder bedplassen

De oplossing schuilt volgens ‘S Jongers dan ook in een bredere, meer gefundeerde kijk op problemen. Zo moeten we meer gebruikmaken van ervaringskennis van mensen die uit een achterstandspositie komen: “Armoede staat immers niet gelijk aan achterlijkheid; armen weten waar het om draait.” ’S Jongers wil benadrukken dat dit geen pleidooi is voor grootschalige inzet van ervaringsdeskundigen. “Bureaucratie heeft voordelen, beleidsmakers zijn nodig. Maar we moeten toe naar een mengvorm van ervaring en andere kennisbronnen: samen nadenken over het beleid en de zwakke plekken daarin. Vanuit het startpunt dat níemand zelfredzaam is. De een heeft alleen een veel betere uitgangspositie dan de ander.”

Ook De Bruijn vindt dat armoedebeleid moet beginnen bij luisteren naar mensen zelf en naar wat zij belangrijk vinden. Om vervolgens samen beslissingen te nemen. “Wetenschappers hebben inmiddels scherp wat de impact van bestaansonzekerheid is op gezondheid. Over hoe we gezondheidsverschillen daadwerkelijk en structureel kunnen verkleinen met sociaal beleid, weten we veel minder. Dat wil ik onderzoeken.” Dat mag best een beetje outside the box, vindt ’S Jongers: “Het gaat er niet alleen om of iemand met een minimuminkomen meer overhoudt. We moeten durven meten of het bieden van meer bestaanszekerheid ertoe leidt dat een moeder haar kinderen vaker knuffelt. Of dat een kind stopt met bedplassen. Dáár zit de echte winst.”


Dit artikel verscheen eerder in het maartnummer van het papieren tijdschrift. Zicht op verschijnt ook 4 keer per jaar.

Abonneer nu gratis


Zicht op... magazine SER
Bouwerken in de stad. © Wilmar Dik