Overheid, geef sociale innovatie een duwtje in de rug

De Tweede Kamerleden Kathmann (PvdA), van Weyenberg (D66), De Kort (VVD) en De Jong (D66) vroegen wat de overheid kan doen om sociale innovatie vooruit te helpen. Op 14 september spraken de Kamerleden met een SER delegatie over het advies “Naar verdere succesvolle toepassing van sociale innovatie”.

Man legt voor een planbord iets uit aan aanwezigen

Lees het volledige advies

De meerwaarde van sociale innovatie voor ondernemers en werknemers is duidelijk. Help bedrijven die de stap willen zetten met het duwtje in de rug over het ’hoe’. Draag uit dat sociale innovatie belangrijk is om arbeidsproductiviteit én tevredenheid bij werknemers te vergroten, en doe dat structureel, was het antwoord.

Voorzitter Kim Putters, Kroonlid Steven van Eijck en sociale partners Jan-Pieter Daems (CNV), Nic van Holstein (VCP) en Niek Hinsenveld (AWNV) lichtten toe dat goede en veilige arbeidsomstandigheden, een functionerende medezeggenschap en ruimte voor talent en vakmanschap, succesfactoren zijn voor sociale innovatie. Het gesprek daarover, tussen werkgevers en werknemers, is het beginpunt van de zoektocht naar hoe arbeid zo goed mogelijk is in te zetten. Deze succesfactoren zijn ook beschreven in andere recente SER adviezen, zoals Hybride werken, Krapte op de arbeidsmarkt, Arbostelsel en de SER-Jongerenplatform adviezen. “Dat is de basis, zorg dat die op orde is” drukte de SER-delegatie de Kamerleden op het hart. De rol van de overheid is om aan te moedigen, bijvoorbeeld door een platform sociale innovatie in te stellen, wat kennis kan verzamelen en ondersteuning voor bedrijven kan bieden, maar ook om toe te zien en te handhaven op naleving van de regels. Sociale innovatie moet deel zijn van een overheidsplan hoe om te gaan met de grote transities die op ons afkomen, zei Kim Putters.

In het gesprek werd nog kort ingegaan op het advies “Naar een werkend arbostelsel voor iedereen” dat aanbevelingen doet voor de Arbovisie 2040 van minister Van Gennip. De belangrijkste daarvan zijn: inzetten op preventie, het verankeren van de RI&E in de  medezeggenschap en verbetering van handhaving op de regels voor gezond en veilig werken. De eerste reactie van het ministerie op het advies was positief.