Keynote Kim Putters op bijeenkomst Dag van het Beleid

Keynote van SER-voorzitter Kim Putters tijdens de eerste editie van 'Dag van het Beleid' op woensdag 29 maart 2023.

Het gesproken woord geldt.


Inleiding: integraal sturen op beleid

Eindelijk, het Beleidskompas. Het is er. Want als werkenden, ondernemers, consumenten en burgers iets nodig hebben de komende jaren dan is het wel meer richting en duidelijkheid in het beleid. Het lijkt alsof we in deze tijd worden overspoeld door een opeenstapeling van uiteenlopende crises. Deze crises zijn u welbekend: corona, Oekraïne, energie, stikstof, woningtekort, toeslagen, Groningen en ga zo maar door. De crisislijst lijkt eindeloos. En voor je het weet raken we - haast onbewust - helemaal gevangen in een chronische crisismodus. Dan wordt het hele denken beheerst door die ene vraag: wat wordt nu weer de volgende crisis? En dat is gevaarlijk. Crises leiden tot blikvernauwing, we overschatten de korte termijn en onderschatten de effecten op de lange termijn. Het is brandjes blussen zonder visie. Problemen zijn ook lang vooruitgeschoven. Maar de tijd van geitenpaadjes en pleisters plakken lijkt voorbij.

We staan namelijk voor enorme uitdagingen op het gebied van het klimaat, biodiversiteit, de energietransitie en digitalisering, de veranderende omvang en samenstelling van de bevolking, sociale ongelijkheid en maatschappelijke uitsluiting, onbehagen en polarisatie, politieke versnippering en de kloof tussen politiek en samenleving, gebrek aan uitvoeringskracht en de complexiteit van regels. Deze uitdagingen doen zich niet alleen in Nederland voor. De aanpak van deze vraagstukken vraagt om intense samenwerking en afstemming met andere lan.den, in het bijzonder binnen de Europese Unie.

Bij elkaar opgeteld betekent het dat we in een overgang naar een ander type samenleving zitten. We bevinden ons aan het einde van het industriële model gericht op materiële groei ten koste van natuurlijke en sociale of menselijke hulpbronnen en dat vergt nieuwe afwegingen. Dit gaat gepaard met onzekerheid. Om te voorkomen dat je alleen nog maar wat kunt ronddobberen op crisisgolven in een wereld van polarisatie en politieke versnippering kunnen we een kompas voor overheidsbeleid juist nu dus wel heel goed gebruiken.

Het ‘Beleidskompas’ klinkt niet alleen veel beter dan het ‘Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving’, maar het zet ook duidelijke stappen vooruit. Zo gaat het Beleidskompas uit van een beleidscyclus waarin bestaand beleid beter kan worden bijgesteld op basis van nieuwe informatie. Essentieel daarbij is de gelijkwaardige betrokkenheid van de uitvoeringsorganisaties, maatschappelijk middenveld en de mensen en ondernemingen die te maken krijgen met het beleid. We moeten veel meer uitgaan van de leefwereld van mensen. De praktijk. Aansprekend is ook de integrale afweging door eerst verschillende opties te verkennen en deze tegen elkaar af te wegen door de verwachte resultaten te onderzoeken. Het Beleidskompas toepassen past bij het beeld van een lerende overheid.

Brede welvaart en SDG’s als leidraad

Die lerende en meer responsieve overheid is cruciaal als we meer richting brede welvaart willen gaan, ook in en via beleid. Binnen de SER definiëren we brede welvaart al een tijdje als profit, people en planet. Dus, dat welvaart naast de financieel-economische dimensie, ook een sociaal-maatschappelijke en ecologische dimensie heeft. Toename van het bruto binnenlands product betekent niet automatisch dat iedereen ook beter af is en gezonder wordt, en ook niet dat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Het is continu zoeken naar balans tussen de economische, sociale en ecologische dimensies. Maar wat betekent dat voor de komende tijd?

Laten we even een gedachte-experiment doen. Veel van ons zijn opgevoed met het idee; sparen is een deugd. Spaar voor later, dan ben je altijd op de toekomst voorbereid. Die economische dimensie van spaarzaam omgaan met onze middelen zit er goed ingebakken. Stelt u zich eens voor dat we – naast sparen met geld – de natuur, onze biodiversiteit, ons landschap zouden sparen? Omwille van de toekomst nu wat laten of minder doen? Brede welvaart is ook dat we voor sommige zaken zeggen: nu even niet, dat sparen we op voor later. Het betekent dat we die uitruilen beter in kaart brengen om de juiste keuzes te kunnen maken. Kortom, ik wil u deze gedachte meegeven: moet ons BBP blijven groeien voor brede welvaart, of is een pas op de plaats om onze natuur te sparen ook denkbaar? Of om de sociale ongelijkheid te verkleinen die onze samenleving en het onderling en institutioneel vertrouwen ondermijnt? In welk land willen we leven? Hoe zorgen we ervoor dat onze kinderen en hun kinderen nog veilig en gezond kunnen wonen en werken? Zullen zij ons bewonderen om onze moed om het roer om te gooien en systemen te veranderen? Zullen zij ons als een goede voorouder zien?

Brede welvaart biedt hiertoe een onmisbaar conceptueel denkkader voor het beleid. Het is een gezamenlijke zoektocht, met u, hoe we dit concreet werkbaar maken. Dat vraagt om zoeken naar wegen om de economische, ecologische en sociale dimensies te integreren en in balans te brengen. Maar ook om keuzes tussen nu en later, vanuit goed voorouderschap voor de volgende generatie. En tussen hier en onze voetafdruk elders in de wereld. We zullen die keuzes voor bestaanszekerheid, onze leefomgeving, duurzame ontwikkeling en ons verdienvermogen op een scherpe maar ook rechtvaardige manier moeten zien te maken. Niet alles kan, en zeker niet tegelijk.

Ook de duurzame ontwikkelingsdoelen oftewel de SDG’s gaan hierover. In Nederland is er een groeiende beweging van bedrijven en organisaties die de SDG’s in hun strategie, corebusiness en beleid integreert. VNO-NCW en MKB-NL hebben in hun nieuwe strategie brede welvaart én SDG’s als leidraad opgenomen. Voor elk van de SDG’s zijn subdoelen en indicatoren geformuleerd. Denk aan het halveren van de armoede in 2030.

Ik ben ervan overtuigd dat er geen andere weg is dan de weg van brede welvaart. Een economie die is gericht op brede welvaart is en moet op een goede manier geworteld zijn in de samenleving. Brede welvaart is namelijk niet alleen een denkmethode, het is vooral ook een doe-methode om tot gedragen en integraal afgewogen oplossingsrichtingen voor concrete verdelingsvraagstukken te komen. Denk bijvoorbeeld aan een rechtvaardige klimaattransitie. Dat gaat over ecologie (gasgebruik, energietransitie), economie (inflatie, het creëren van nieuwe verdienmodellen) en sociaal beleid (koopkracht, armoede). Dus, dat vergt niet alleen het faciliteren van de goed geïnformeerde burger die de weg in het groene subsidiedoolhof goed heeft weten te doorlopen, maar juist ook het ondersteunen van kwetsbare huishoudens en middenstanders die nauwelijks kunnen rondkomen in regio’s met veel tochtige label G-woningen en winkelpanden. Want we hebben niet alleen als doel om 55% minder CO2 uit te stoten in 2030, maar ook om in dat jaar de armoede te halveren.

Een ander voorbeeld is de aanpak van sociaal-economische gezondheidsverschillen. Dit heeft betrekking op een brede waaier aan beleidsterreinen, veel breder dan de zorg alleen. Een sluitend sociaal vangnet gebaseerd op een toereikend bestaansminimum en een kwaliteitsvolle leefomgeving en goede woningen hebben een flinke invloed op de gezondheid van mensen. En laat ons bijvoorbeeld ook kijken naar de zogeheten voorkant, de eerste 1000 dagen van kinderen. Als we ervoor zorgen dat zij een goede en gezonde start hebben van hun leven, dan maken we preventief werk van het beperken van sociaal-economische gezondheidsverschillen. De SER bereidt hierop momenteel een advies voor.

Er is breed gedragen consensus nodig over belangrijke verdelingsvraagstukken, zoals kansengelijkheid, een fair share ten aanzien van ons grondstoffengebruik, het tempo waarin Nederland klimaatneutraal moet worden, streefcijfers voor diversiteit en inclusie, gedragen door een voorspelbaar en eerlijk stelsel van regelingen en voorzieningen, zoals het belastingstelsel, de sociale zekerheid, de gezondheidszorg et cetera. De SER heeft hier een belangrijke rol in te vervullen: wij kunnen verder kijken dan de waan van de dag en juist in gezamenlijk dialoog nadenken over een langjarige richting.

De samenleving betrekken bij beleidsvorming

De noodzaak om daarbij de samenleving meer direct te betrekken in de beleidsvorming is inmiddels glashelder. Heel veel van de crises en affaires die nu spelen worden veroorzaakt doordat beleid helaas nog altijd te vaak, te snel en te makkelijk is uitgerold over mensen, ondernemers en werkenden. Vaak met mensbeelden in beleid – of verkeerde aannames over gedrag - die niet overeenkomen met hoe het leven van alledag zich voor mensen voltrekt. Onder meer de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving en het SCP wijzen daar regelmatig op. Bovendien draait het niet alleen om cijfers en doorrekeningen of om gemiddelden die erop wijzen hoe mensen zich voelen of gedragen. Geen mens is gemiddeld en we hebben voor goed beleid ook de verhalen achter de vaak anonieme cijfers nodig.

Zonder betrokkenheid van de samenleving - met gelukkig steeds mondiger burgers en belangengroepen - strandt het beleid en loopt het vast in de uitvoering. De laatste verkiezingsuitslag maakt nog eens extra duidelijk waarom dit voorkomen moet worden. Er is een groeiende kloof tussen verschillende groepen in de maatschappij en een groeiende afstand tot de politiek. Er bestaat echter ook een grote middengroep die zich niet herkent in de extreme tegenstellingen die het politieke debat beheersen. Het ophalen van die stemmen en geluiden uit het ‘stille midden’ om breed gedragen antwoorden te vinden op grote vraagstukken, draagt naar mijn stellige overtuiging bij aan de legitimiteit van het beleid.

Dit betrekken van de samenleving kan op verschillende manieren, in verschillende fases en eigenlijk ook op elk terrein. Denk aan het structureel inbedden van dialoogtafels, expertsessies en focusgroepen waarin ook ervaringsdeskundigen deelnemen. Binnen de SER hebben we een Jongerenplatform dat het geluid van jongeren en de stem van toekomstige generaties versterkt. En we hebben de natuur- en milieuorganisaties een vaste plek aan tafel gegeven binnen de SER commissie Duurzame Ontwikkeling. Ook is wel het idee geopperd van een soort permanent burgerberaad.

En ja, participatieactiviteiten kosten tijd en energie en nee, het is niet makkelijk. Want als je dit doet, moet je het ook goed en zorgvuldig doen. Maar toch is het zoveel beter om voldoende draagvlak aan de voorkant in te regelen dan om jaren bezig te zijn met het opruimen van de brokstukken aan de achterkant als ondeugdelijk beleid zonder draagvlak is doorgeduwd. Bovendien levert dialoog met ervaringsdeskundigen vaak nieuwe inspiratie op. Een goed georganiseerde dialoogsessie levert je zeker twee, drie of vier verfrissende ideeën waarmee je weer verder kunt. Goede participatie en representatie werken niet alleen als een geestverruimend middel, maar vormen ook een noodzakelijk onderdeel van een deugdelijke beleidscyclus.

Voor uitvoerbaar, haalbaar en gedragen beleid zal dus ook de institutionele inbedding moeten veranderen. Onze instituties zijn sterk gericht op het bestaande economische model gericht op groei. Met steeds dezelfde partijen aan tafel. Duurzaamheid en de belangen van toekomstige generaties en die van groepen elders in de wereld zitten niet vanzelf aan tafel of in de procedures van onze besluitvorming ingebakken. Dat moet voor brede welvaart wel en daarmee ligt de vraag op tafel: hoe gaan we dat de komende jaren doen? Wie doen mee?

In de SER hebben natuur- en milieuorganisaties dus inmiddels een plek aan tafel, net als de groeiende groep zzp’ers, en een Jongerenplatform. Ook voor beleidsdepartementen spelen de vragen wie je als belanghebbenden met ervaringskennis beschouwt en wat je ziet als noodzakelijke kennis aan tafel. Ik denk dat dit ook voor de afstand tussen beleidswensen en de praktijk van alledag cruciaal is. Op steeds meer plekken wordt nu ook via dialoogtafels en vormen van burgerparticipatie naar verbinding gezocht. Dat is vooruitgang, maar het gaat om het institutioneel verankeren van voldoende participatie en representatie gekoppeld aan ervaringen, kennis en belangen.

En, niet het opportunistisch organiseren van dialoogtafels aan het einde van een beleidstraject. Het moet gaan om echte participatie met de mogelijkheid een besluit of advies te beïnvloeden. Dus, echte dialoog over het meekomen in werk, over wat goed werk en fatsoenlijk inkomen zijn, over de inrichting van ons belastingstelsel en onze sociale zekerheid, van publieke voorzieningen en marktmeesterschap, over medezeggenschap en investeringsklimaat. Het moet rechtvaardiger en meer gericht op innovatiekracht.

Er is veel verkokering en er wordt te weinig gekeken naar wat de burger of de ondernemer nodig heeft. Maatwerk is van belang en dat betekent ook: niet alles juridisch dichttimmeren, maar ruimte bieden aan de uitvoerder om zelf keuzes te maken. Dat biedt ook ruimte om over schotten heen te kijken en echt werk te maken van een integrale agenda.

Niet alleen voor instanties zoals het UWV en de Belastingdienst moeten de regels uitvoerbaar zijn, maar dit geldt zeker ook voor de arbeidsorganisaties die zich aan veel regels moeten houden of aan tal van eisen moeten voldoen. De ingewikkeldheid, door de bomen het bos niet meer zien, het gevoeld gebrek aan uitvoeringskracht van overheden, zijn veel voorkomende discussies. Zowel bij werkgevers als werknemers, als bij burgers in het algemeen. Daarbij moeten we ook komen tot een gezamenlijke en voor iedereen begrijpelijke taal, niet het ambtelijke vakjargon, ook de taal die buiten het Haagse circuit, buiten de Randstad wordt gesproken en begrepen.

Voor het bieden van toekomstperspectief met voldoende innovatie en investeringsruimte is het nodig dat regels niet elke paar jaar veranderen. We moeten werken aan een weerbare overheid die samen oploopt met burgers, maar ook met duidelijke regels waar zij en organisaties in het maatschappelijke middenveld en bedrijven op kunnen rekenen. Het moet weer gaan kloppen!

Er wordt een te grote afstand ervaren tussen (Haags) beleid en de uitvoering. De overheid is niet alleen verantwoordelijk voor duidelijke spelregels, maar ook voor uitvoering. Die uitvoering loopt te vaak vast in complexe regels en onrechtvaardige situaties waarin werken en ondernemen niet altijd loont, zorg en onderwijs niet altijd op de goede plek terechtkomen, en waarin compenseren voor de kosten van kinderopvang of de hoge energieprijzen niet op een rechtvaardige manier gebeurt. Dus een andere overheid is in het nieuwe samenlevingsmodel nodig, maar ook een andere verhouding tussen sociale partners en overheid.

Ik pleit er daarom – opnieuw - voor om ook de uitvoerbaarheid van beleid meer centraal te stellen, en kennis over de uitvoering nadrukkelijker een plek te geven bij het maken van beleid, maar ook van adviezen. Het is mijn ambitie om hier bij de SER-advisering ook de komende tijd veel aandacht voor te hebben en ook zelf te toetsen op uitvoerbaarheid van aanbevelingen.

Terug naar het Beleidskompas

Heb je eenmaal zo’n mooi en richtinggevend kompas, dan moet je het natuurlijk hiervoor gaan gebruiken. Betere integrale brede welvaart afwegingen, meer en betere participatie en representatie van belanghebbenden en meer focus op de uitvoerbaarheid van beleid in de dagelijkse praktijk.

Dat kan vanaf vandaag en ik kan het iedereen aanraden. Het integraal sturen op beleid hoort bij integer ambtelijk vakmanschap. Dus als je na vandaag in je dagelijkse werk nog steeds wordt bezig gehouden met smalle en scherp afgebakende beleidsdossiers en vooral contact hebt met je directe collega’s in een verkokerd ministerie, dan weet je dat je nog niet op de goede weg zit.

In vacatureteksten voor ambtenaren wordt ook wel gevraagd om politieke sensitiviteit. Helaas wordt dit soms teveel vertaald naar het uit de wind houden van de minister. Maar maatschappelijke sensitiviteit is minstens zo belangrijk. Niet iedereen is digitaal vaardig, niet iedereen kan omgaan met soms onbegrijpelijke formulieren vanuit verschillende instanties. Besef dat groepen mensen zeer ongelijke toegang hebben tot overheden. Om te komen tot een evenwichtige belangenafweging is het nodig om hiervoor actief te corrigeren. Alle mensenwerk blijft kwetsbaar.

Ga aan de slag met het Beleidskompas. De luiken mogen open, ga open in dialoog, de regio’s in, de plaatsen waar mensen wonen en werken, zorgen en leren, ondernemen en recreëren, ga nieuwe inzichten ophalen en draagvlak verwerven. Ga verder dan de doorrekeningen en het peilen van meningen. Veel ondernemers en werkenden komen ook met maatschappelijke oplossingen. Maak er dankbaar gebruik van. En dialoog en draagvlak kosten tijd, maar leiden tot minder hijgerigheid, en bieden ook veel inzichten en inspiratie. Dat heb ik hopelijk vanuit de SER ervaringen bij u kunnen overbrengen. Het uitwisselen van inzichten en ervaringen leidt tot een dienstbare, sterkere en een lerende overheid. Dat is mijn stellige overtuiging.

Om vertrouwen te krijgen moet je betrouwbaar zijn, dat is een boodschap die het Sociaal en Cultureel Planbureau steeds indringend afgeeft. Je moet kunnen vertrouwen op betrouwbaar overheidsbeleid. Dit betekent dat ingezet beleid ook echt moet worden uitgevoerd en niet elke paar jaar wisselt, afhankelijk van de politieke wind die waait. Beleid dat niet vastloopt in de praktijk of problemen veroorzaakt en onrechtvaardigheid vergroot.

Maar betrouwbaarheid mag ook worden verwacht van de SER en de sociale partners. Soms botst het en soms botert het. Dat mag. Maar de maatschappelijke uitdagingen zijn te groot om alleen aan te kunnen. Alleen ga je sneller, samen kom je verder. En we moeten samen verder komen. In de transities waar we voor staan en de scherpe keuzes die rond brede welvaart cruciaal zijn, moeten we beseffen dat we elkaar nog heel hard nodig zullen hebben.

Het beleidskompas gaat ons hierbij zeker helpen!

Kim Putters, voorzitter Sociaal-Economische Raad (SER)