Er kunnen geen rechten worden ontleend aan dit bericht/deze tekst. Deze geanonimiseerde samenvatting van een bemiddelingsadvies van de bedrijfscommissie wordt gepubliceerd om inzage te geven in de aard van het uitgebrachte advies. Met deze publicatie wordt geen jurisprudentievorming beoogd, aangezien de commissie steeds met maatwerkoplossingen komt, gericht op het(/de) specifieke (omstandigheden van het) geval.
Bemiddelingsverzoek 25.001
Or en bestuurder hebben een geschil over de uitvoering van een reorganisatieplan waarbij gedwongen ontslag dreigt voor 18 werknemers.
Datum indiening: |
21 januari 2024 |
Verzoeker: |
Ondernemingsraad |
Onderwerp: |
Adviesaanvraag reorganisatie - evaluatie samenwerking / bemiddeling |
Trefwoorden: |
Reorganisatie, samenwerking, buitenlandse moeder, onduidelijke afspraken, weinig informatie |
Afhandeling: |
bemiddelingszitting |
Or en bestuurder hebben een geschil over de uitvoering van een reorganisatieplan waarbij gedwongen ontslag dreigt voor 18 werknemers. Bestuurder is gebonden aan een in het buitenland genomen ondernemersbesluit, maar op de Nederlandse onderneming is de WOR van toepassing. De or vindt dat hij te weinig informatie over buitenlandse besluiten ontvangt. Als de or stelt dat de bestuurder het reorganisatieplan onjuist uitvoert, verwijt deze de or een individuele casus ten onrechte te behandelen als een algemene or-aangelegenheid. De or dient daarop een formeel bezwaar en een klacht in en beticht de bestuurder van intimiderend gedrag en valse beschuldigingen jegens een lid. De bestuurder herkent zich hier niet in, acht de communicatiewijze van de or belemmerend, spreekt van een onveilig werkklimaat en schort alle overleggen op.
Voorts verwijt de or de bestuurder opzettelijke manipulatie van de notulen en slecht werkgeverschap. Hij ervaart ook problemen in de samenwerking en het uitwisselen van informatie met de bestuurder. Over de notulen erkent de bestuurder dat duidelijke procesafspraken ontbreken. Maar hij maakt zich zorgen over onacceptabel gedrag van individuele or-leden en betreurt de onvoorspelbare en ongepaste werkwijze van de or die een constructieve samenwerking in de weg staat. Volgens hem is de kern van het probleem een gebrek aan kennis en een gezamenlijke benadering van beide kanten.
Tijdens de bemiddelingszitting geeft de or aan dat hij het lastig vindt dat hij weinig informatie ontvangt omtrent internationale besluiten en vragen moet blijven stellen. De bestuurder stelt dat hij ondanks de complexiteit die de buitenlandse beslissingen met zich meebrengen de or zo vroeg mogelijk probeert te betrekken en zo transparant mogelijk wil antwoorden, maar dat dit niet altijd kan. De commissie herkent deze dynamiek die vaak voorkomt bij internationale bedrijven geeft mee dat het juist dan noodzakelijkis dat or en bestuurder gezamenlijk optrekken en samen kijken naar de vragen die er spelen. Want wellicht liggen hun belangen wel in elkaars verlengde en kun je elkaar helpen. De commissie adviseert partijen duidelijke werkafspraken te maken over hoe samen om te gegaan met de buitenlandse besluitvorming.
Ten aanzien van de door beide partijen als kern van het probleem erkende gebrekkige communicatie en samenwerking en de onveilige werksfeer stelt de commissie dat, zeker in een kleine organisatie als deze waarbij men elkaar goed kent en nauw samenwerkt, vertrouwen tussen de partijen zeer belangrijk is. Herstel van dat vertrouwen en van de samenwerking moet een gelijktijdig project zijn, waarbij een externe coach of procesbegeleider in de praktijk kan meelopen, kan helpen duidelijke werkafspraken te maken en gericht kan adviseren. Vaak helpt dit ook om op persoonlijk vlak meer begrip voor elkaar te hebben en nader tot elkaar te komen. Ook een benen-op-tafel-overleg kan helpen vrijuit met elkaar van gedachten te wisselen, het onderlinge vertrouwen en de samenwerking te vergroten en een veilige werksfeer te bevorderen.
Over het verwijt van de or rondom het maken en vaststellen van notulen van overlegvergaderingen en het opzettelijk weglaten van bepaalde informatie daarin, stelt de bestuurder dat die notulen nog niet waren vastgesteld en er nog ruimte was voor aanpassingen. De commissie raadt partijen aan hierover duidelijke werkafspraken te maken; spreek bijvoorbeeld af dat de notulist penvoerder is en dat eventuele aanpassingen in een overleg worden besproken voordat de notulen worden vastgesteld. Het aanhouden van een vaste werkwijze kan eventuele toekomstige verwarring voorkomen.
Ook adviseert de commissie partijen om gezamenlijk op cursus te gaan om kennis op te frissen over de hoofdlijnen van de Wet op de ondernemingsraden en specifiek met betrekking tot besluiten afkomstig uit het buitenland. Ten slotte adviseert zij om vooral de overlegvergaderingen en informele overleggen weer op te starten en met elkaar in gesprek te blijven.