Zicht op

Vijf vragen over volatiliteit

De Nederlandse economie is vanouds gevoelig voor economische schommelingen. Meer dan de landen om ons heen. Waar komt die ‘volatiliteit’ vandaan? De SER deed er in 2013 onderzoek naar en die verkenning is nu herhaald met de vraag: gaat het beter? Vijf vragen aan SER-econoom Roland Zwiers.

Felix de Fijter

Wat is dat nu precies, een volatiele economie?

“Als je economie een hoge volatiliteit heeft, zoals in Nederland, dan zijn de pieken in goede tijden hoger, maar de dalen in economisch mindere tijden ook dieper. In de jaren ’90 groeide de Nederlandse economie bijvoorbeeld veel harder dan de rekenmeesters voor mogelijk hielden. De tegenovergestelde beweging deed zich voor in 2012. We hadden een stevige crisis gehad in 2008, maar werden in 2012 nogmaals hard geraakt, waardoor de recessie bij ons veel langer duurde dan in de landen om ons heen. In 2013 heeft de SER daar onderzoek naar gedaan. Waar komt die gevoeligheid vandaan? En hoe kunnen we de economie weerbaarder maken?”


Meer lezen? SERmagazine verschijnt ook 5 keer per jaar als papieren tijdschrift.


Wat waren toen de belangrijkste bevindingen?

“Het bleek dat Nederland qua instituties, maar ook qua beleid op verschillende punten een heel eigen koers vaart. De woningmarkt, de financiering van hypotheken, de arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel hebben stuk voor stuk elementen in zich die de volatiliteit van de economie versterken en die elkaar daarin ook kunnen versterken.

Neem de typisch Nederlandse hypotheekrenteaftrek. Die helpt de koper een handje op de huizenmarkt; hij kan een hogere hypotheek krijgen. Maar toen de huizenmarkt instortte in 2008, hadden Nederlandse financiers opeens een probleem. Ze hadden veel geld uitgeleend en zagen plots veel waarde verdampen. Ze moesten vervolgens ineens veel strenger zijn in het verstrekken van financieringen, waardoor starters (en MKB-bedrijven evengoed) nog maar moeilijk aan financiering konden komen.

Wat ons toen – en nog steeds – opbrak, is een stabiliserende huurmarkt in het middensegment. Logisch ook: want wie gaat voor meer dan duizend euro per maand een huis huren, als hij voor hetzelfde geld een mooier huis kan kopen? Gevolg was dat wie geen hypotheek kon krijgen, of wie te veel verdiende om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen, praktisch geen uitwijkmogelijkheden had. De woningmarkt zat dus op een verkeerde manier dichtgetimmerd en was niet bestand tegen de prijsdaling die zich in de crisis voordeed.”

Economie gevoelig voor schommelingen
© Rob Huibers / HH

We zijn nu acht jaar later. Is de situatie verbeterd?

“Die vraag is heel lastig te beantwoorden. In bijna elke sector is het glas tegelijkertijd halfvol en halfleeg. Er zijn stabiliserende maatregelen getroffen, maar tegelijkertijd hebben de voortgaande digitalisering en globalisering, de geopolitieke onrust, maar zeker ook de structureel lage rente en de voortgaande flexibilisering van de arbeidsmarkt hun impact.

Ook hebben we in dit rapport onderwerpen meegenomen die in 2012 buiten beschouwing bleven. Het budgettair beleid bijvoorbeeld. Nederland is er de voorbije decennia niet goed in geweest om in goede tijden te sparen, zodat er voor slechte tijden reserves zijn. Die reserves zijn eigenlijk wel nodig, zodat je bij een crisis niet alleen werkloosheidsuitkeringen kunt betalen, maar ook lastenverlichtingen kunt doorvoeren om de economische tegenwind een beetje te neutraliseren. Maar in vergelijking met de ons omliggende landen, kiest Nederland daar minder vaak voor. Het gevolg is dat je als Minister van Financiën in slechte tijden dingen moet doen die je eigenlijk niet wilt doen: snijden in je uitgaven: bezuinigen. Immers, we hebben in Europees verband afgesproken dat je begrotingstekort niet te hoog mag oplopen. Maar die bezuinigingen zetten midden in een crisis de binnenlandse bestedingen nog extra onder druk, zoals we in 2012 hebben gezien. Dat heeft de crisis verergerd.

Je kunt ook op het niveau van huishoudens naar financiële buffers kijken. Bijna de helft van de Nederlandse huishoudens moet het doen met een spaarbuffer van minder dan 10.000 euro. Een deel van die huishoudens heeft zelfs schulden. Dat is ten dele toe te schrijven aan het feit dat huishoudens de afgelopen twintig jaar niet of nauwelijks hebben geprofiteerd van de algehele welvaartsgroei. Je kunt je voorstellen dat zo’n beperkte buffer in economisch slechte tijden je snel kan opbreken.”

Komen er aanbevelingen naar voren in het rapport?

“Als het over de woningmarkt gaat, is een van de ideeën om een vijfjarenplan op te stellen, zodat je met het vizier op de langere termijn een functionerende huurmarkt voor starters en middeninkomens kunt realiseren. Dan komt bijvoorbeeld de vraag op tafel: als we de koopsector fiscaal subsidiëren met de hypotheekrente-aftrekt, hoe creëer je dan een gelijk speelveld ten opzichte van de huursector?

Ook op de arbeidsmarkt liggen natuurlijk grote vragen. Met name ten aanzien van de flexibilisering. In een volatiele economie zijn bedrijven weerbaarder als ze met flexibele contracten kunnen werken. In die zin draagt de flexibilisering op de arbeidsmarkt dus bij aan de stabiliteit van de Nederlandse economie. Een deel van die flexibele werkenden kan daar ook prima mee omgaan, doordat ze in goede tijden meer verdienen en dus geld opzij kunnen leggen.

Daar staat tegenover dat er bij de flexibele werkenden ook sprake is van een kwetsbare groep; die heeft ook in een opgaande conjunctuur een slechte onderhandelingspositie. Die kwetsbare groep kan in slechte tijden onvoldoende terugvallen op eigen buffers of collectieve vangnetten. Die groep heeft ook minder mogelijkheden om te investeren in hun menselijk kapitaal.”

Moet je die sociale zekerheid dan maar afdwingen?

“In de verkenning verwoorden we het iets anders. ‘Het zoeken is naar een goede balans tussen de behoefte van bedrijven aan flexibiliteit en de behoefte van flexibele werkenden aan toekomstperspectief en inkomenszekerheid. Hoe kunnen we de volatiliteitsrisico’s op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk opvangen en eerlijker verdelen over werkenden, bedrijven en de overheid?’ Dit gaan we bij de SER nu verder verkennen.”


Bouwerken in de stad. © Wilmar Dik