SER-advies

Briefadvies Herziening toetsingskader Wet verplichte beroepspensioenregeling

De SER stemt in met het voorstel van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om het toetsingskader van de Wet verplichte beroepspensioenregeling op enkele onderdelen aan te passen. Het gaat hierbij om verplichte pensioenregelingen voor mensen met een vrij beroep, zoals dierenartsen en apothekers.

De herziening van het toetsingskader betreft - naast enkele redactionele aanpassingen - de toepassing van het zogeheten verhoudingsvereiste in de Wvb voor reeds verplicht gestelde regelingen en de voorgenomen wijziging van artikel 10 Wvb. 

Verhouding tussen zelfstandig werkenden en beroepsgenoten in loondienst

Het verhoudingsvereiste heeft betrekking op de verhouding tussen zelfstandig werkende beroepsgenoten en beroepsgenoten in loondienst. Aanpassing van het toetsingskader moet ervoor zorgen dat intrekking van de verplichtstelling voor beroepsgenoten in loondienst alleen vanwege het feit dat niet wordt voldaan aan het vereiste dat ten minste 55 procent van de beroepsgenoten zelfstandig werkzaam is, achterwege kan blijven.

Een andere aanpassingen gaat over de verhouding tussen het aantal zelfstandig werkende en het aantal in loondienst werkende beroepsgenoten bij pensioenregelingen die al verplicht gesteld zijn. Met de aanpassing wordt voorkomen dat beroepsgenoten in loondienst niet langer onder een reeds verplicht gestelde beroepspensioenregeling zouden vallen louter omdat niet meer wordt voldaan aan het verhoudingsvereiste. Dat zou namelijk hun verdere pensioenopbouw bemoeilijken. Daarnaast zou het ten koste gaan van het draagvlak van het pensioenfonds en van bestaande schaalvoordelen. De staatssecretaris had al aangegeven dat de voorgestelde aanpassing voor de korte termijn is bedoeld en dat het streven is tot een duurzame oplossing te komen.

Vervallen van representatieviteitsvereiste

Een andere aanpassing betreft het laten vervallen van het representativiteitsvereiste bij wijziging van de beroepspensioenregeling. Beroepsverenigingen moeten nu al ten minste elke vijf jaar aantonen dat zij nog voldoende representatief zijn. Daarom mag worden verondersteld dat dergelijke wijzigingen draagvlak hebben binnen de beroepsgroep.