‘Stop met het papegaaien van mythes’

27 januari 2017 - Hoe het toch komt dat er zo weinig vrouwen doorstoten naar de top? Jeroen van der Veer, in het collectieve geheugen voor altijd Shell-man pur sang maar tegenwoordig ’s lands invloedrijkste toezichthouder (onder meer rvc-voorzitter van ING en Philips en lid van de rvc van Boskalis en Statoil), heeft niet veel met die vraag. “Laten we het liever oplossen, het is geen rocket science.”

Nee, we zijn nog niet waar we moeten zijn als het gaat om vrouwen op het pluche en ja, Nederland loopt achter. Maar Jeroen van der Veer, onlangs door het blad Management Scope verkozen tot ’s lands invloedrijkste commissaris, zegt opgehouden te zijn zich af te vragen hoe dat komt – hij wil alleen nog bijdragen aan oplossingen. “Ik laat het waarom liever over aan professoren. Bijzonder vind ik het wel, vooral vanwege de constatering dat Nederland zo achterloopt in vergelijking met andere landen. Veel van onze grote multinationals zijn, als het om diversiteit of genderdiversity in het bijzonder gaat, in ándere landen wel koploper, terwijl het hier niet opschiet. Die trage voortgang speelt al heel lang. Ik had deze opmerking in 1990 kunnen maken of in 2010. Het is nu 2017 en ik ben bang dat ik dit in 2020 nogmaals moet zeggen. Daarom wil ik alleen nog spreken over wat we eraan gaan doen.” 

Die oplossing ligt tijdens het interview voor zijn neus, in de vorm van een ‘spiekbriefje’ met een tiental punten die Van der Veer heeft gedestilleerd uit zijn ruime ervaring als bestuurder en toezichthouder bij grote bedrijven. “Ik ben een ingenieur en denk dus altijd aan gereedschap. Daarom noem ik dit lijstje mijn ‘diversity toolbox’. Mijn streven is altijd voldoende minorities aan tafel te hebben. Dat is niet statisch. Soms heb je wind mee, soms zit het tegen: dan kost het meer tijd. Mijn visie op diversity ontwikkelde zich vooral midden jaren negentig, toen ik in Amerika werkte. Daar leeft het enorm, vooral op rassengebied, en daar zag ik een aantal interessante concepten die ik in mijn leiderschap meenam.” 

Hoe de hazen lopen

Een gesprek over diversiteit met Van der Veer lijkt vooral paradoxen bloot te leggen. (Gender)diversiteit mag dan een agendabepalend punt van discussie zijn, eigenlijk ís het geen issue. Althans niet in de boardrooms waar Van der Veer zitting had of heeft en de bedrijven uit zijn umfeld, die hij goed kent. “Als een rvc voor iedere functie hetzelfde profiel hanteert, dan doet de raad zijn huiswerk niet goed. Want uiteraard moet de samenstelling adequaat zijn om elke uitdaging het hoofd te bieden. Je kúnt dus simpelweg nooit functioneren met zeven ‘dezelfde’ mannen of vrouwen en bedrijven mikken daar ook niet op. Je moet echter wel goed de context waarin bedrijven opereren in de gaten houden. Heb je meerdere ervaren ‘rotten’ in je bestuur, dan doe je er wellicht verstandig aan naar een jong persoon te zoeken. Gebrek aan pure bestuurlijke ervaring zou dan geen breekpunt moeten zijn. Gaat het slecht, dan is het evengoed slim te zoeken naar bestuurders die al ervaring hebben met het maken van een haakse bocht. Daar zit geen kwaadwillendheid bij.” 

Verborgen agenda’s, elkaar baantjes toeschuiven, searchprocessen die niet deugen: zo lopen de hazen niet volgens Van der Veer. Hij reageert fel op uitspraken van een oud-KPMG-bestuurder en diens partner van het executive searchbureau dat zij runnen, onlangs gepubliceerd in het FD. In het interview komt amateuristisch opdrachtgeverschap bij vacatures ter sprake. Zélfs bij beursfondsen zou er vaak sprake zijn van een ‘rommelige uitvoering’. Commissarissen zouden opbellen met de mededeling dat zij in hun eigen netwerk nog wel een geschikte kandidaat hebben. “Dat kán gewoon niet op het grootbedrijf slaan, daar gaat elke search zeer professioneel. Daar neem ik hard stelling tegen. Dat speelde misschien twintig jaar geleden. Sommige mensen vinden het leuk mythes te koesteren, maar dat papegaaien helpt bepaald niet. Het zou ook totaal onlogisch zijn: je zit ergens om je bedrijf te dienen, niet je netwerk.” En zo komt toch de waaromvraag weer ter sprake: ondanks de welwillendheid voldoen nog bedroevend weinig bedrijven uit de top-200 aan de streefcijfers voor rvb en rvc. “Het heeft te maken met beschikbaarheid. Je probeert te balansen, maar hebt ook te maken met ándere factoren dan alleen gender: nationaliteiten, rangen, kennis en kunde.” Al met al een matrix vol ingewikkelde elementen. 

Hoofdprijs

“De oplossing is gelukkig geen rocket science”, aldus Van der Veer, die de inhoud van zijn toolbox graag wil delen (zie kader bij het artikel). “Als je consequent dit hele lijstje toepast, dan ben je binnen een aantal jaar uit de rode vlaggen-zone. De kans dat vrouwen dan uiteindelijk de ceo-positie verwerven, wordt daarmee ook groter. Als ik bedrijven spreek, blijkt echter vaak dat ze maar een punt of zes op orde hebben. Dus er is winst te behalen.”

Ondertussen kunnen ook vrouwen hun aantrekkelijkheid voor de board vergroten. “Integriteit, respect en gevoel voor inclusie vormen natuurlijk je startbewijs. Wie een functie in de rvb wil, heeft vooral vakkennis nodig van de primaire taak waarvoor het bedrijf staat, afhankelijk van de context. In rvc’s is steeds meer behoefte aan kennis van specifieke taken. Ergens in uitblinken helpt.” Van der Veer, die regelmatig kandidaten voor een topfunctie interviewt, stelt vast dat de focus van mannen en vrouwen die een topbaan ambiëren niet altijd op orde is. Men weet niet wat de eigen sterke punten zijn, of passies. “Dan vraag ik: wil je werken bij het grootbedrijf of het mkb, voor een publieke onderneming of een familiebedrijf, een echt internationaal bedrijf of een bedrijf dat vooral in Nederland opereert? Niet zelden krijg ik op al die vragen ‘maakt me niet uit’ als antwoord. Dat is niet logisch. Dan ben je óf heel bijzonder, óf je hebt niet veel te bieden – ik vermoed het laatste.”

Terra incognita 

Meer vrouwen aan de top is dus een een-tweetje: bedrijven moeten er hard aan trekken, kandidaten moeten hun meerwaarde glashelder maken. Een initiatief als Stichting Topvrouwen helpt daarbij, vindt Van der Veer. “Die aandacht voor diversity duwt bedrijven in de goede richting. Dat maakt het onmogelijk te ontkennen dat het de hoogste tijd is dat vrouwen gaan inlopen.” Stond hij in de schoenen van Marry de Gaay Fortman, voorzitter van Stichting Topvrouwen, dan zou hij het met één kwestie heel moeilijk hebben. “Aandringen op streefcijfers, of je hard maken voor quota met straf: ik weet oprecht niet wat de verstandigste route is. Ik vind dat een vreselijk ingewikkelde discussie. Mijn gut feeling zegt: houd het bij streefcijfers. Anders beland je in terra incognita.”

Tekst: Nicole Gommers

© Shell